vrijdag 12 mei 2017

Polderjihadisten



Bespreking van Edwin Bakker en Peter Grol, “Nederlandse jihadisten. Van naiëve idealisten tot getrainde terroristen”, Hollands Diep, Amsterdam 2017.


Bakker en Grol hebben een belangwekkend boek geschreven over een actueel verschijnsel, namelijk het uitreizen van Nederlandse jihadstrijders naar Syrië. Inzicht in de drijfveren van deze radicale personen is belangrijk, omdat zij in het buitenland slachtoffers maken (het zijn oorlogsmisdadigers stellen Bakker en Grol expliciet), maar bij terugkeer in Nederland ook aanslagen kunnen plegen. Het zijn levensverhalen van 6 mannen die elk één hoofdstuk krijgen. De vrouwen komen er iets bekaaid van af. Zes vrouwen worden in één hoofdstuk behandeld. De vrouwen spelen een meer faciliterende rol, maar dienen als ideologische en religieuze “hellevegen” niet te worden onderschat. De auteurs behandelen kort enkele theoretische noties die zij aan het eind van het boek nodig hebben om de brug naar het beleid te kunnen maken. 


Het boek en de levensverhalen zijn goed en intrigerend geschreven. De studie geeft een goed inzicht in de belevingswereld van de dikwijls jonge mensen die plotseling radicaliseren. De auteurs maken een onderscheid in een extern niveau, een sociaal niveau en een individueel niveau. Dit “model” en het beperkt aantal cases leidt er uiteindelijk toe dat wij met ons inzicht en het beleid niet zoveel verder komen. Er is sprake van een grote variëteit waardoor een beleidsmatige aanpak verre van eenvoudig is. Wat bij mij is blijven hangen is het volgende:
  • Het zijn vaak adolescenten die onzeker zijn en weinig erkenning krijgen;
  • Zij zijn ontvankelijk voor een religieuze en ideologische boodschap die hen een positie geeft;
  • Als aanjaagmechanismen hebben de aanslagen van 11 september 2001 en de schokkende beelden van de oorlogen in Irak en Syrië gegolden;
  • Solidariteit met de moslims in het Midden Oosten en de haat tegen het Westen is een belangrijke leidraad;
  • Dit gaat zover dat zelfs tot de Islam bekeerde Nederlanders de stap naar geweld en de rechtvaardiging daarvan zetten.

De Nederlandse jihadisten lijken naar mijn mening op de leden van de Baader Meinhof groep die op basis van een linkse ideologie in Duitsland en Italië in de jaren zeventig van de vorige eeuw niet voor geweld terugdeinsden. Levens werden genomen omdat het ideologisch gerechtvaardigd kon worden. Na een periode van verstandsverbijstering kwamen ze meestal op oudere leeftijd, als ze het zelf overleefd hadden. tot inkeer en toonden zij berouw. 


Een belangrijke conclusie wordt aan het eind van het boek getrokken: “Maar laten wij vooral niet vergeten dat het een keuze is die vele duizenden andere Nederlandse niet hebben gemaakt, onder wie broers en zussen, vrinden en vriendinnen in dezelfde families, die in dezelfde wijken en op dezelfde scholen met hen zijn opgegroeid”.


Hiermee worden het externe niveau en het sociale niveau uit het model naar mijn mening gerelativeerd. De verklaringen die in het boek niet sluitend zijn, zullen naar mijn mening meer op het individuele niveau moeten worden gezocht en in de interpretatie van de Islam die ter rechtvaardiging van moord en doodslag wordt gebruikt. De oorzaak ligt meer op het individuele, psychologische vlak. “Een draadje los”, zou er vroeger gezegd worden, “Kortsluiting”.



 
Jouke de Vries is hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en decaan van Campus Fryslân van diezelfde universiteit.

donderdag 4 mei 2017

De kinderen van Pim



De kinderen van Pim



Bespreking van Joost Vullings, “De kinderen van Pim”, Lebowski Publishers, Amsterdam 2017.
 
De kinderen van Pim, Joost Vullings.
Ik heb mij kostelijk vermaakt met het boek van Joost Vullings over de kinderen van Pim. Het is een boek over een zeer interessante periode in de recente vaderlandse geschiedenis van Nederland. In 2001 besloot Pim Fortuyn de politiek in te gaan. Eerst bij Leefbaar Nederland, maar daar werd hij door Jan Nagel uitgezet, en toen via de Lijst Pim Fortuyn. Net voor de verkiezingen wordt Pim Fortuyn echter vermoord door Volkert de Graaf. Zonder politiek leider behaalde de LPF toch 26 zetels. Het boek van Vullings betreft interviews met de 26 Kamerleden die het na de moord als hun plicht voelen om door te gaan, maar uiteindelijk, na 15 jaar concluderen zij dat zij dat beter niet hadden kunnen doen, of althans dat een plek in de oppositie verstandiger was geweest dan onmiddellijk met het eerste kabinet Balkenende te regeren. De ploeg was te onervaren en kon niet op tegen politieke routiniers zoals Gerrit Zalm en Maxime Verhagen.

Het zijn prachtige interviews met mensen die destijds de moed toonden om “professor Pim” te steunen. De meesten kenden hem van zijn columns uit Elsevier en het tv-programma Businessclass van Harry Mens. Sommige interviews zijn hilarisch, enkele ontroerend vanwege persoonlijke onthullingen en anderen zeer bevreemdend. Dat de meeste LPF’ers geen vrienden waren van Melkert en Kok was al duidelijk, maar in sommige interviews spat de haat tegen links er vanaf. Maar nu de sociaal democratie naar de marge van de geschiedenis is verdreven, ligt ook premier Rutte, flink onder vuur. 

Vullings is niet alleen een goed interviewer (hij dient zijn gesprekspartners van repliek), maar schrijft ook een prima inleiding, waardoor de lezer onmiddellijk terug is in deze spannende politieke periode. De 26 Kamerleden van de LPF waren allemaal van buiten het systeem en daardoor voorlopers van de ontwikkelingen die nu in vele Westerse democratieën plaatsvinden. Deze anti-systeem partijen worden verenigd door de volgende vraagstukken te agenderen:

  • kritiek op de instituties van Europa;
  • anti immigratie;
  • anti bureaucratie;
  • kritisch over de bestaande gezondheidszorg en het onderwijs.


Het boek is zeer de moeite waard voor mensen die geïnteresseerd zijn in het ontstaan van een anti-establishment partij en de tegenwerking daarvan (bewust of onbewust) door het bestaande politieke systeem. Het boek laat heel duidelijk zien wat er allemaal bij de oprichting van een nieuwe politieke partij komt kijken. De inleiding van Vullings is uitstekend, maar na de interviews, laat hij bij de uitleiding enige steken vallen. De epiloog had beter gekund, met name omdat Vullings zoveel materiaal (“goud”) in handen heeft. Hij laat het liggen in de analyse van de bestaande machthebbers, de rol van de media en de representatieproblemen in de huidige post-politieke periode. Hij laat ook na een aantal duidelijke conclusies te formuleren over vragen die hij zelf  opwerpt:

  • Wat was het verband tussen fractievoorzitter Mat Herben en de aanschaf van de Joint Strike Fighter?
  • Welke rol speelde het LPF-kamerlid Van As bij het einde van Balkenende I? Klopt het verhaal over het zwaaien met een pistool of is de LPF in de val van Maxime Verhagen en Gerrit Zalm gelopen?
  • Was Volkert van der Graaf alleen of waren er meer machten bij de moord betrokken? Anders geformuleerd: Was Volkert slechts een nuttige idioot in een historische context die anti-Fortuyn was?


Duidelijk is dat het charisma van Fortuyn niet indaalde in een politieke organisatie. Er ontstond strijd tussen de 26 kinderen van Fortuyn . Na 15 jaar zijn zij het erover eens dat Fortuyn het nodige in gang heeft gezet, maar het is lastig voor hen, de prestaties concreet te maken. De respondenten vinden allemaal dat er een zekere historische lijn is tussen Fortuyn, Verdonk en Wilders. Maar Wilders kan volgens hen niet in de schaduw van Fortuyn staan. Hij mist de intellectuele breedte, is slechts gericht op 1 vraagstuk (de Islam) en formuleert in tegenstelling tot Fortuyn helemaal geen oplossingen.

Het boek had aan kracht gewonnen als Vullings ook de ministers en staatssecretarissen van de LPF in Balkenende I had geinterviewd. We zijn ze al bijna vergeten: De Boer, Heinsbroek, Bomhoff, Nawijn, Hessing, Van Leeuwen, Van Eijk, Odink en Phoa. Dan was de strijd tussen de LPF en de staande politiek en bureaucratie nog duidelijker geworden. De LPF heeft volgens Herben zelf het hout voor de brandstapel aangedragen, maar botste ook op de taaie structuren van de bestaande macht. Die geeft zich niet zomaar gewonnen.


Jouke de Vries is hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en decaan van Campus Fryslân van diezelfde universiteit.